Kloosterstraat

Je voelt in dit huis de spanning en angst van de jongens die hun leven op het spel zetten

Enno Smith: Bewondering voor de jonge mannen en koeriersters uit het verzet 

ASSEN – Jong waren ze, de jongens die in het pand Kloosterstraat 9 de overval van 11 december 1944  beraamden op het Huis van Bewaring.

Enno Smith, zelf nog een baby in die tijd, kan de spanning en angst meevoelen. Hij woont immers in dit huis, al heeft hij 80% van de ruimte afgestaan om het oorlogs-en verzetsmuseum in te richten. Geregeld kwam de leden van ‘Gideonsbende’  in dit huis bij elkaar en bereiden de overval voor op het Huis van Bewaring, waar een groot aantal verzetsstrijders zat die leden onder hardhandige verhoren. Zonder de wapens te moeten gebruiken is het de verzetsgroep gelukt 35 mannen te bevrijden.

Hoe kwam Enno Smith ertoe om dit museum te beginnen, het bestaat immers ‘maar’ twaalf jaar? In de tijd gezien, dus nog maar kort.

Hij werd in 1943 in Groningen geboren, maar daar heeft hij niet lang gewoond. Zijn vader was beroepsmilitair en om uitzending naar Indonesië te voorkomen, vertrok het gezin, toen Enno 7 jaar oud was, naar Australië. Daar verdiende vader de kost met een kapperszaak en een melkveebedrijf.

Heimwee dwong vader en moeder, toen Enno 14 was, echter naar Nederland terug te keren. Zij vestigden zich weer in Groningen.

Op 19-jarige leeftijd wilde hij sportinstructeur worden. Hij zag met dit beroep zijn kans liggen in militaire dienst. Hij werd aangenomen, maar niet bij het onderdeel wat hij graag wilde, maar bij de Genie…

Enno was 50 jaar toen hij vervroegd met pensioen ging en bezon zich op de tweede helft van z’n leven.

Inmiddels was hij in de Kloosterstraat komen wonen en het duurde niet lang of Enno werd getroffen door de historie van het huis.

In 1994 herdacht de NCRV dat het 50 jaar geleden was dat de overval op het Asser Huis van Bewaring plaatsvond. Programmamakers baseerden zich onder andere op een boekje van Siem Schoon ‘Knokploeg Noord-Drenthe’ (1969). Vele verzetsmensen die in 1994 nog leefden kwamen naar de Kloosterstraat en deden hun verhaal. Dat was voor Enno Smith en zijn vrouw aanleiding om een museum op te zetten. Zij riepen via de media mensen op om materiaal en verhalen over de oorlog naar dit museum te brengen. Omdat Enno te maken kreeg met aan hem toevertrouwde particuliere bezittingen, heeft hij de ‘Stichting 11 december 1944’ opgericht.

Sinds enkele jaren heeft hij ook nog andere interessen dan oorlog en verzet. Zijn enige dochter schonk hem twee kleinkinderen. Hij wil graag meer tijd besteden aan deze kinderen, vooral  omdat vier jaar geleden zijn vrouw overleed.

Hij zet zich ook in voor goede doelen en is in perioden van acties vaak op pad met een collectebus. Verder is hij op dit vlak als organisator van collecties actief.

Tenslotte heeft hij nog een bijzondere hobby die vrij veel tijd kost, namelijk het organiseren van paranormale avonden. Tot voor een jaar of zes terug begon Enno met het houden van seances in zijn huis. Daarbij kwamen ook die gevoelens van spanning en angst van die jeugdige Gideonsbende (zo’n dertig 19- á 20-jarige jongens en meisjes) heel sterk naar voren. Tegenwoordig organiseert Enno paranormale avonden in Hotel de Jonge; hij nodigt dan interessante gasten uit die vertellen over ‘er is meer tussen hemel en aarde’ en krijgt daarmee 60 á 70 mensen op de been.

Wat heeft het nu betekend om twaalf jaar lang zestig uur per week of meer bezig te zijn met oorlog en verzet. Bovendien dagelijks omringd te zijn met niet alleen bezoekers, maar ook permanent door oorlogs-en verzetsmateriaal.

Volgens Enno Smith heeft dit zijn begrip en bewondering verrijkt voor de moed van die jonge mannen en koeriersters die zich zeer bewust waren van de gevaren van een meedogenloze vijand. Het politiebureau stond bij wijze van spreken om de hoek van de Kloosterstraat, op de Brink. Het was bekend dat acties tegen de bezetter zwaar werden afgestraft en ook martelingen hoorden daarbij.

Die bewondering wil Enno doorgeven en levend houden.

Ook als het museum in september sluit gaat hij met de  ‘Stichting 11 december 1944’ door met het geven van gastlessen op scholen en bij verenigingen.

Misschien dat hij zo een bijdrage kan leveren aan enerzijds de herinnering levend te houden aan de dappere jonge mensen van weleer en anderzijds de onverschilligheid en de neiging tot vandalisme en zinloos geweld van de tegenwoordige jeugd te bestrijden.

 Bron Asser courant.

Aan het meest pittoreske straatje van Assen, de Kloosterstraat, zat jarenlang het oorlogs- en verzetsmuseum. Op nummer 9. In de Tweede Wereldoorlog heeft het pand een belangrijke rol gespeeld in het verzet. Vanuit de woning vond op 11 december 1944 een overval plaats op de gevangenis van Assen, waarbij 29 verzetsstrijders werden bevrijd.

Later heeft de bewoner van het pand jarenlang de herinnering levend gehouden door er een oorlogsmuseum in te vestigen. In 2006 is het museum opgedoekt, en bij Zoek het uit! kwam de vraag binnen: Wat is er met de spullen van het museum gebeurd?

Herinnering levend houden
De zoektocht naar het antwoord begint bij de toenmalige conservator van het museum, Enno Smith. Hij was ook de bewoner van het pand waar het museum in zat en heeft jarenlang de herinnering aan de verzetsstrijders in Assen levend gehouden.

Op de vraag waar de spullen zijn gebleven toen het museum sloot, is Smith duidelijk: “De wapens zijn naar het Gevangenismuseum in Veenhuizen gegaan, die wilden ze wel hebben voor tentoonstellingen over overvallen op politiebureau’s in de oorlog. Verder hebben wij geen enkele bemoeienis meer met het museum. Veel spullen zijn terug naar de eigenaar, die hadden we in bruikleen. De kleine collectie die we zelf hadden, is gebruikt bij voorlichting op scholen en dergelijke. De collectie zelf is opgesplitst en is weg.”

Museumplannen in Beilen
Een groot deel van de collectie werd overgenomen door de bekende Beiler ondernemer Jaap van Staalduinen. Hij had zelf al een flinke collectie motoren uit de oorlogstijd en was van plan om daar, samen met de spullen uit het oorlogsmuseum, een nieuw museum mee te beginnen in Beilen. Dat is nooit van de grond gekomen, omdat Van Staalduinen overleed kort na de overname van de collectie uit Assen.

Zoon Frans van Staalduinen weet er alles van. Hij heeft nog een poosje geprobeerd om, samen met Enno Smith, het museum in Beilen alsnog van de grond te krijgen. Dat is nooit gelukt. “Een klein deel van de spullen is nog in de familie, dat staat ergens in opslag. In 2014 is ook een aanzienlijk deel naar het Drents Archief gegaan. Voor zover ik weet, staat het daar nu nog in het depot.” Van Staalduinen hoopt dat de spullen ooit nog tentoongesteld gaan worden. “Dat zou mijn vader prachtig gevonden hebben.”

Het Drents Archief
Navraag bij het Drents Archief leert dat de spullen inderdaad in 2014 zijn overgenomen. “We hebben een paar dozen met spullen bij de familie Van Staalduinen weggehaald”, weet Jan de Lange, beheerder van het depot bij het Drents Archief. “Toen het oorlogs- en verzetsmuseum ging sluiten, zijn er ook wel een aantal zaken gewoon verkocht aan liefhebbers”, herinnert hij zich.

De spullen die door het Drents Archief zijn overgenomen, liggen nog in de opslag. “Dat zit bij onze collectie Tweede Wereldoorlog, die wordt nu niet openbaar tentoongesteld.” De Lange hoopt dat dat volgend jaar gebeurt, omdat dan ook 75 jaar bevrijding wordt gevierd.

Museum in Emmen
Een van de genoemde liefhebbers is Erik Zwiggelaar uit Emmen. Hij heeft het Museum Ergens in Nederland opgericht, een oorlogsmuseum in Emmen. “Ik heb destijds flink wat spullen uit de collectie overgenomen ja. Een uniform van een vliegenier bijvoorbeeld, een hoop documenten… Volgens mij was er ook een oude oorlogsradio bij.” Zwiggelaar vertelt dat het aanvankelijk de bedoeling was om de gehele collectie over te nemen. “Maar dat is niet gelukt, dat werd me te duur. Uiteindelijk zijn heel veel spullen via via, in bruikleen, alsnog hier bij mij terechtgekomen.”

Het antwoord op de vraag waar de spullen uit het Asser oorlogsmuseum zijn gebleven, is dus overal en nergens. De collectie is opgesplitst en door heel Drenthe zijn op verschillende plekken delen van de collectie te zien of ze staan ergens in opslag.

bron rtv drenthe
fotos ineke heijting