Chaja Goldberg KADDISJ

Op de bijeenkomst en bij de steenlegging voor Joodse slachtoffers wordt Kaddisj gezegd. Hier vindt u een nadere toelichting op Kaddisj zowel in het Nederlands als in het Aramees.

KADDISJ

Toelichting door Chaja Goldberg

Het Kaddisjgebed  (Hebreeuws: קדיש) ofwel kaddisj (Nederlands-Jiddisch) is een van de oudste en belangrijkste gebeden in de joodse liturgie en het is in het  Aramees geschreven, op dat moment de door de Babylonische Joden gesproken taal. Alleen de laatste zin is in het Hebreeuws. Kaddisj wordt bij meerdere gelegenheden gezegd . Er zijn verschillende vormen van kaddisj,  maar één gebed staat vooral bekend als ‘gebed voor een dode’, in het Hebreeuws “kaddisj-jatom” (het gebed van de wees) of “kaddisj avelim” ( het gebed  van de rouwenden).

In de tekst bevindt zich geen directe verwijzing naar de dood, er komt geen vermelding van overledenen in voor, maar wordt Gods naam geheiligd en in zeer veel termen geprezen en om de snelle komst van de Messias gevraagd. In het woord kaddisj klinken uit dezelfde stam de woorden kaddosch, heilig, kiddoesh, zegen.

KADDISJ is het gebed dat generaties aan elkaar verbindt en spiritueel contact maakt met de overledenen. Kaddisj in het Nederlands vertaald (een van de vele vertalingen):Moge zijn grote naam verheven en geheiligd worden in de wereld die hij geschapen heeft naar zijn wil. Moge zijn koninkrijk erkend worden in uw leven en in uw dagen en in het leven van het gehele huis van Israël, weldra en spoedig. Zegt nu: Amen Moge zijn grote naam gezegend zijn nu en voor altijd. Gezegend, geprezen, gevierd, en hoog en hoger steeds verheven Verheerlijkt, gehuldigd en bejubeld worden de naam van de Heilige, gezegend zij hij hoog boven iedere zegening, elk lied, lof en troost die op de wereld gezegd wordt. Zegt nu: Amen Moge er veel vrede uit de hemel komen en leven! Over ons en over heel Israël. Zegt nu: Amen Hij die vrede maakt in zijn hoge sferen, zal ook vrede maken voor ons en voor heel volk Israël en voor alle mensen Zegt nu: Amen

קדיש

יִתְגַּדַּל וְיִתְקַדַּשׁ שְׁמֵהּ רַבָּא:

בְּעָלְמָא דִּי בְרָא כִרְעוּתֵהּ וְיַמְלִיךְ מַלְכוּתֵהּ בְּחַיֵּיכוֹן וּבְיוֹמֵיכוֹן וּבְחַיֵּי דְכָל בֵּית יִשְׂרָאֵל בַּעֲגָלָא וּבִזְמַן קָרִיב, וְאִמְרוּ אָמֵן:

יְהֵא שְׁמֵהּ רַבָּא מְבָרַךְ לְעָלַם וּלְעָלְמֵי עָלְמַיָּא:

יִתְבָּרַךְ וְיִשְׁתַּבַּח וְיִתְפָּאַר וְיִתְרוֹמַם וְיִתְנַשֵּׂא וְיִתְהַדָּר וְיִתְעַלֶּה וְיִתְהַלָּל שְׁמֵהּ דְּקֻדְשָׁא. בְּרִיךְ הוּא.

לְעֵלָּא  מִן כָּל בִּרְכָתָא וְשִׁירָתָא תֻּשְׁבְּחָתָא וְנֶחֱמָתָא דַּאֲמִירָן בְּעָלְמָא. וְאִמְרוּ אָמֵן:

יְהֵא שְׁלָמָא רַבָּא מִן שְׁמַיָּא וְחַיִּים עָלֵינוּ וְעַל כָּל יִשְׂרָאֵל. וְאִמְרוּ אָמֵן:

עוֹשֶׂה שָׁלוֹם  בִּמְרוֹמָיו הוּא יַעֲשֶׂה שָׁלוֹם עָלֵינוּ וְעַל כָּל יִשְׂרָאֵל וְאִמְרוּ אָמֵן: