I
Ik ben uit mezelf getreden…
overal heb ik je gezocht
al mijn levensdagen
heb je gevonden in de droom
zie je staan als de lichtende maan
je gelaat staat mij voor ogen
ik zie jou als de zon
boven het gebergte
wanneer ik mijn hand uitstrek
ga jij onder in de zee
ik heb je lief, je bent mijn zee
in jou wil ik mij begeven
ik heb je lief, je bent mijn hemel
in jou wil ik vliegen,
II.
Die stilte aan zee,zo laat
liet je op zoek naar de grenzen gaan
schelpen verkleurden voor je voeten
het licht gleed weg met de wind langs je schaduw
en ruimte viel neer op je hart
hoe ongekend werd het geluk, hoe eenvoudig
ontroering, hoe tastbaar in de diepte van de dag
in de verte lag het leven, een starre
beweeglijke schittering
ver van het heden
en ginds lag,
gevend de nacht.